Rol van het Bestuur

Julius Caesar:

Toen Sulla gratie had verleent had aan Caesar gaf hij de waarschuwing dat Caesar een gevaar kon worden voor de conservatieve partij van Sulla. Uiteindelijk bleek dat ook zo te zijn. 
Mensen uit Caesars familie behoorden tot de Populares, dat was de volkspartij. De Populares wilde de macht van de Senaat en het Romeinse bestuur ondermijnen. De Senaat kreeg steun van een andere politieke partij: de Optimates. Er ontstond een soort strijd tussen de Optimates en de Populares. De Optimates kreeg steun van de Senaat, de Populares van de bevolking. Caesar speelde een belangrijke rol in deze “strijd” en mede door de hulp van Caesar werd veel macht van de Senaat ontnomen. 
Caesar kreeg onder andere de taak om spelen voor het volk te organiseren. Hij maakte zich hiermee ontzettend populair bij het volk. 
Rond 60 v. Chr. werd hij tot consul gekozen en sloot hij een verbond met Pompeius, die beroemd was geworden door zijn strijd tegen de zeerovers en zijn veldtocht in Azië en die bovendien Caesars schoonzoon was. En met Crassus, die heel erg rijk was. Dit verbond noemt men het “eerste Driemanschap”. 
Dit verbond werd gesloten om samen meer macht te hebben in de strijd tegen de Senaat, waarbij waarschijnlijk elk van de drie de bedoeling had met behulp van de andere twee aan de macht te komen. Het driemanschap, ook wel het Triumviraat genoemd, kreeg veel macht in Rome.

Caesar gaf als consul aan 20 duizend hele arme kinderrijke gezinnen een stukje land om in hun voorzieningen te voldoen. Hij maakte zich hiermee nog populairder bij het volk. Het volk gaf hem de leiding over het Po-gebied en van de Senaat kreeg hij Gallia Narbonensis, de huidige Provence. 
Zijn opdracht was om heel Gallia te veroveren, en dat deed hij ook uiterst succesvol. Hij veroverde in een paar jaar tijd geheel Gallia, dat was het gebied wat nu Frankrijk, België en een groot deel van Nederland is. In 55 v. Chr doet Caesar een poging tot een verovering van Engeland met een groot legioen en vele schepen. Hij gaat aan land, maar krijgt hevige tegenstand. Na veel tegenslagen wordt de verovering afgeblazen. 
Een tweede poging in het volgende jaar is meer succesvol. Caesar maakt verkenningstochten, komt tot waar nu Londen ligt, maar vertrekt weer, met familieleden van stamhoofden als gijzelaars.

Er werd een tweede hernieuwde Driemanschap opgericht. Alleen lagen de zaken nu anders. Pompeius was jaloers op de populariteit en het succes van Caesar. Hij wilde een zelfde soort bestuur als Caesar in Gallia had. Zo kwamen ze met z’n drieën tot een verdeling. Caesar hield Gallia, Pompeius kreeg Spanje en Crassus kreeg Syrië. 
Crassus werd in een gevecht gedood, zodat Caesar en Pompeius overbleven. Pompeius voelde zich hierdoor nog meer benadeeld. Hij vond steun bij de Senaat die ook vond dat Caesar te machtig werd. 
Vanaf toen ontstond de strijd tussen Caesar en Pompeius. De Senaat beval Caesar om zijn commando in Gallia neer te leggen. Caesar deed dit niet en stelde een leger samen waarmee hij de Rubicon overtrok. De Rubicon was de grens tussen zijn mandaatgebied, Gallia, en Italië. Caesar gaf hier mee aan dat hij uit was op een staatsgreep om de macht over te nemen. Pompeius en de Senaat hadden niet genoeg tijd om een leger op de been te brengen dat bestand was tegen dat van Ceasar. Pompeius vluchtte naar het Oosten, en Caesar veroverde Italië. Hij zette toen de achtervolging op Pompeius in. In een eerste confrontatie werd Caesar verslagen door het leger van Pompeius. Pompeius vluchtte verder maar werd in Egypte vermoord. Bij zijn bezetting van Alexandrië raakte Caesar verwikkeld in de troonstrijd tussen Ptolemaeus XII en zijn zuster Cleopatra. Cleopatra verleidde Caesar en wilde zo zijn hulp krijgen in de troonstrijd. Caesar versloeg Ptolemaeus en plaatste Cleopatra op de troon. Hij kreeg een relatie met Cleopatra. Uit zijn intieme relatie met de Egyptische prinses werd hun zoon Caesarion geboren.

Toch bleef Caeser ook in Rome politieke tegenwind ontvangen. De leden van de senaatpartij waren het niet eens met zijn reorganisatie van het staatsbestel (het werd een dictatuur) omdat de laatste keer dat ze een koning hadden (Tarquinius Superbus) hij de Romeinen al hun rechten ontnam. Dus wilden zij het Republikeinse staatsbestel behouden.

Op 15 maart 44 v.Chr werd de vergadering van de senaat gehouden in de curia van het Theater van Pompeius. Zodra Caeser binnenkwam stonden alle senatoren op als teken van respect. Enkele mannen gingen achter de stoel van Caesar staan terwijl de rest naar hem toeliep. Cimber trok met beide handen de mantel van Caesars rug waarna Caesar vroeg: "vanwaar dit geweld?" , waarna Casca zijn dolk trok en Caesar in zijn nek probeerde te steken. Caesar wist zich te verweren en liep alleen een ondiepe snee op. Caesar stak Casca met zijn griffel waarbij hij Casca's arm doorboorde. Geen van de senatoren durfde in te grijpen en deinsden geschrokken terug. Vervolgens trokken alle samenzweerders hun wapens en duwden Caesar heen en weer terwijl ze hem met hun messen en zwaarden steek- en snijwonden toebrachten. De moordenaars duwden hem tegen het standbeeld van Caesars oude vijand Pompeius en trachtten hem zovaak mogelijk te raken. Uiteindelijk liep Caesar 23 dolksteken op.

De moordenaars hadden echter een fout gemaakt: ze hadden Marcus Antonius laten leven, omdat het volgens Brutus fout zou zijn geweest hem ook te doden; het was tenslotte alleen hun bedoeling te voorkomen dat Caesar keizer werd. Marcus Antonius zette een wraakactie op touw om de moordenaars te straffen, maar die waren allen gevlucht voor de woede van het Romeinse volk, dat bepaald niet blij was met de moord op Caesar. Marcus Antonius bracht het dode lichaam van Caesar naar buiten en liet het op een baar leggen. Naast de dode Caesar onthulde hij de namen van de moordenaars, en na een melodramatische necrologie las hij het testament van Caesar voor. De dictator bleek zijn tuinen aan de stad te hebben vermaakt en aan iedere burger 300 sestertiën, dat was 10 weken loon. De menigte stond verbijsterd. De scepsis ten opzichte van Caesar sloeg om in een wilde verering. De mensen richtten een gigantische brandstapel op van allerlei materiaal. En aan de vlammen die hoog om Caesars lijk opvlamden, ontstaken zij fakkels om de huizen der moordenaars in brand te steken. Zo kreeg Marcus Antonius de macht binnen Rome in handen. Maar de samenzweerders bezetten verscheidene provinciae, terwijl Marcus Brutus en Cassius met een legertje in de buurt van Rome lagen. Er diende zich evenwel een onverwachte concurrent voor Antonius aan, Caesars neef en adoptiezoon Octavianus. Hij was nog geen 19 jaar. Brutus sloeg de hand aan zichzelf toen hij twee jaar later, in 42 v.Chr., door Marcus Antonius bij de stad Philippi in Griekenland verslagen was. Caesar liet bijna al zijn rijkdommen na aan Octavianus. Na nog een aantal jaren van burgeroorlogen wist Octavianus zijn meeste tegenstanders uit te schakelen en verleende de senaat hem in 27 v.Chr. de eretitel Augustus (de verhevene). Verder kende de senaat Augustus een aantal bevoegdheden toe waardoor hij als keizer kon regeren en de rust in het rijk herstellen. Zo werd de jonge Octavianus de alleenheerser die Caesar had willen zijn en kreeg het Romeinse volk alsnog één grote almachtige leider. Na Octavianus volgden nog vele andere keizers.

Een uitgebreider verhaal over Caesar's leven vind je hier:

www.geschiedenis.nl/index.php?go=content.persoon&persoonID=21

 

Imperator Caesar Augustus:

 

Imperator Caesar Augstus was de eerste keizer (princeps) van Rome. Door steeds meer verschillende bevoegdheden van republikeinse magistraten naar zich toe te trekken kreeg hij de feitelijke macht over Rome in handen.

Deze achterneef en voornaamste erfgenaam van Gaius Iulius Caesar (Julius Caesar) won de machtsstrijd die volgde op de moord op Caesar op 15 maart 44 v.Chr. en was in 31 v.Chr. de enige die levend uit deze strijd kwam. Vanaf 27 v.Chr. zou hij als princeps (eerste burger) de teugels van het Imperium Romanum in handen houden. Hij maakte een einde aan een eeuw van burgeroorlogen en stichtte in de daaropvolgende periode de Julisch-Claudische dynastie. Onder het mom van het herstel van de republiek (restitutio rei publicae) voerde hij in werkelijkheid een duurzame omvorming tot monarchie (principaat) door. Ook op sociaal-economisch en ander gebied voerde Augustus tijdens zijn regering hervormingen door. Zijn heerschappij zorgde voor een langdurige tijd van interne vrede, die als Pax Augusta werd aangeduid.

Op 13 januari 27 v.Chr. begon in Rome een meerdaagse staatshandeling, die de noodsituatie van de burgeroorlog ook officieel als beëindigd verklaarde. Daardoor werd de oude orde van de republiek formeel hersteld, maar feitelijk werd een geheel nieuwe, monarchale orde gecreëerd: het principaat. Op voorstel van Lucius Munatius Plancus verleende de senaat Octavianus op 16 januari de nieuw gecreëerde eretitel Augustus.

In de jaren na Actium stond de alleenheerser voor drie grote opgaven: de staat opnieuw opbouwen, het rijk zowel intern als extern versterken en de opvolging regelen, opdat zijn werk ook na zijn dood duurzaam zou zijn. Met de senaatszitting van januari 27 v.Chr. brak niet enkel het begin van Augustus' 40-jarige regering als princeps aan, maar ook een nieuwe periode in de Romeinse geschiedenis. Al in 27 v.Chr. richtte hij de Classis Misenensis op, de Romeinse militaire vloot aan de Tyrreense Zee met als basis Misenum (Miseno).

Het probleem

Toen Octavianus in de zomer van 29 v.Chr. vanuit het oosten naar Rome terugkeerde, stond hij voor hetzelfde probleem waaraan Caesar zich 15 jaar daarvoor had vertild: een staatsinrichting te creëren, die voor de in meer dan 400 jaar gegroeide, republikeinse gedachte van de Romeinen acceptabel was en tegelijkertijd de feitelijke toestand legitimeerde, dat de daadwerkelijke macht sinds 70 jaar niet meer bij de senaat, de consuls en de andere republikeinse instellingen lag, maar bij de bevelhebbers van de legioenen. Het ging er nu om de feitelijke macht van één legerbevelhebber - namelijk Octavianus - te legitimeren én te integreren in een vernieuwd „republikeins“ staatsbestel.

Het feitelijke herstel van de oude republiek kwam voor Octavianus om twee redenen nooit ter sprake: enerzijds was de vanouds regerende bevolkingslaag, de patriciërs door de burgeroorlogen flink uitgedund, anderzijds vereisten de expansie van het rijk vele legioenen - waarvoor men burgers als soldaten nodig had. Daarom wenste hij zich niet tot imperator te laten uitroepen om de macht naar zich toe te trekken, zoals in de jaren van de burgeroorlogen - van Marius over Sulla tot Caesar - steeds weer was gebeurd. Het ging hem erom het imperium (opperbevel) over het gros van het Romeinse leger in een hand te verenigen: het legercliënteel moest worden gemonopoliseerd.

 

De oplossing

Na de verwarring van de voorgaande decennia waren ook de Romeinen, hoewel zij traditioneel tegen elke vorm van alleenheerschappij waren gekant, bereid de militaire macht in de hand van een man te leggen. Octavianus ging daarbij echter zeer slim te werk door niet de koningstitel na te streven, maar door, hoewel slechts formeel, de republiek te herstellen.

Zoals reeds in zijn strijd tegen Antonius bewees Octavianus zich ook bij deze opdracht als een meester van de politieke propaganda. Dit blijkt uit zijn verslag van zijn daden (Res Gestae divi Augusti), waarin hij tegen het eind van zijn leven het volgende beeld van zijn handelingswijze ophangt:

 

Nadat ik de burgeroorlogen beëindigd had en toen ik met instemming van iedereen de hoogste macht in handen had, heb ik in mijn zesde en zevende consulaat (28 en 27 v.Chr.) het bestuur over de staat [rem publicam] vanuit mijn macht weer overgedragen in handen van de senaat en het volk van Rome. Als dank voor deze weldaad heb ik bij senaatsbesluit de titel 'Augustus' gekregen, (…) Na dit tijdstip stond ik in invloed ver boven ieder ander, maar ik heb niet meer macht gehad dan de mensen die in de verschillende ambten mijn collega waren.

 

- Res Gestae divi Augusti 34

De realiteit achter dit beeld zag er echter anders uit: Augustus eigende zich weliswaar niet de koningstitel toe, maar hij liet bijna al de bevoegdheden van de bestaande republikeinse ambten en instellingen aan zijn persoon toekennen, die hem gezamenlijk een monarchistische, haast koninklijke positie verleenden. Tegelijkertijd maakte deze toe-eigening van republikeinse ambtsbevoegdheden het hem mogelijk zich voor te stellen als gewoon een ambtsdrager van de republiek.

Een even veeleisende opgave als de hervorming van de staatsinstellingen was de in- en externe stabilisering van het rijk: een economische verademing, het herstel van recht en orde in Rome en in de provinciae (provincies), en het veiligstellen van de grenzen. De voorwaarden voor een economische impuls waren na Actium beter dan in alle voorgaande eeuwen. Augustus kon meer dan een derde van de ongeveer 70 legioenen ontheffen uit de dienst, hiermee werden ongeveer 80.000 van de 230.000 legionairs, die in 31 v.Chr. nog onder de wapenen waren, op pensioen gestuurd. Een dergelijk groot leger was voor de huidige vredestijd niet enkel te groot en te duur geweest, het zou ook een potentieel gevaar zijn zoveel soldaten onder de wapenen te laten.

Anders dan 12 jaar tevoren behoefde hij voor de afzwaaisommen voor de veterani niet over te gaan tot inbeslagnames, maar kon hij dankzij de reusachtige buit die hem met de Egyptische staatsschat in handen was gevallen land voor hen kopen. Zo ontstond in Italia en in de provinciae een brede laag van hem getrouwe landbewerkers. Ook zijn aanhangers in Rome - onder andere in de vernieuwde senaat - werden met geld en politieke ambten bedacht. Zo schiep Augustus zelf nieuwe sociale groepen, waarop de staatsorde van het principaat zou rusten.

 
 
Reorganisatie van de provinciae

In de provinciae, die tot dan steeds weer door belastingen, troepenlichtingen en doortrekkende legers werden geteisterd, keerde geleidelijk aan een zekere welvaart terug, omdat het principaat rechtszekerheid bracht en vooral omdat het de tot dan toe gebruikelijke plunderingen van de provinciae door magistraten van de republiek tegenging. De magistraten hadden zich steeds aan plunderingen in de provinciae overgegeven als compensatie voor de kosten die ze tijdens hun politieke carrière hadden moeten maken. Dit werd in het principaat opgevangen doordat voortaan gouverneurs een vergoeding kregen van de princeps waardoor ze niet langer de provincialen moesten uitbuiten. De geschiedschrijver Velleius Paterculus vatte de werkzaamheid van Augustus' politiek enkele jaren na diens dood als volgt samen:

 

De bewerking van de akkers, het eren van het heilige, de gemoedsrust voor de mensen werd hersteld, en ieder is zeker van het bezit van zijn zaken.

Historia Romana II 89.4.

Tacitus, die bekendstaat als een van de scherpste critici van het principaat, erkende de stabilisering van de economische en levensomstandigheden als haar grootste verdienste. Tot op heden geldt Augustus' consolideringspolitiek als een model, waarvan het begrip „Augusteische Schwelle“ (Augusteïsche drempel) een voorbeeld is, dat tegenwoordig in de politicologie wordt gebruikt.

In het begin nam Augustus de reorganisatie van de provinciae zelf op zich. Reeds in de zomer van het jaar 27 v.Chr. vertrok hij voor een meerjarige inspectiereis door het noordwestelijk deel van het rijk. Gallia was sinds de verovering door Caesar aan zichzelf overgelaten. Na de reorganisatie van de verhouding in Gallia veroverde Augustus die gebieden in het noorden van het Iberische schiereiland, die tot dan toe nog niet tot het rijk hadden toebehoord, en integreerde het nieuwe gebied in de provincia Hispania Tarraconensis. Op de terugreis naar Rome in 23 v.Chr. werd Augustus zo ziek, dat zijn omgeving met een mogelijk overlijden rekening hield. Hij zou het uiteindelijk overleven, maar besloot daarop niet langer meer zijn legioenen persoonlijk aan te voeren.

Inkomsten hervorming

Augustus' publieke inkomstenhervorming had een geweldige uitwerking op het verdere succes van het Rijk. Augustus stelde voor het merendeel van het rijk consequente, directe belastingen aan Rome in, in plaats van de veeleisend variërende, met tussenpozen en enigszins willekeurige belastingen die elke provincia onder de voorgangers van Augustus moesten opbrengen. Deze hervorming deed de netto-inkomsten voor Rome van zijn provinciae in grote mate toenemen, stabiliseerde deze en regulariseerde de financiële verhouding tussen Rome en de provinciae, in plaats van de provincialen lastig te vallen met steeds nieuwe, willekeurige belastingsvorderingen. De belastingen werden door Augustus vastgesteld op basis van een census (volkstelling), waarbij quota voor elke provincia afzonderlijk werden vastgelegd. De burgers van Rome en Italië betaalden indirecte belastingen, terwijl directe belastingen van de provincies werden geëist. Indirecte belastingen omvatten 4% belasting op de prijs van slaven, 1% belasting op geveilde goederen en 5% belasting op de erfenis van landgoederen met een geschatte waarde van meer dan 100.000 sestertii door niet-naaste verwanten.

Een evenzeer belangrijke hervorming was de afschaffing van de publicani (belastingspachters), die werden vervangen door bezoldigde belastingsontvangers. Publicani (d.i. privé-ondernemers) die de belastingen inden waren de norm geweest ten tijde van de republiek en sommigen waren machtig genoeg geworden om het aantal stemmen van politici in Rome te beïnvloeden. De belastingspachters waren berucht om hun plunderingen, evenals om hun grote rijkdom, die ze hadden verworven door het recht te winnen om in een bepaalde provincia belastingen te innen. De inkomsten voor de staat Rome zelf bestonden uit de opbrengst van het opbod om belastingen te mogen innen en de winst van de belastingspachters bestond uit de bijkomende bedragen die zij met de zege van Rome met geweld uit de bevolking konden wringen. Het tekort aan doeltreffend toezicht, gecombineerd met het verlangen van de belastingspachters om hun winst te maximaliseren, had een systeem van willekeurige belastingvorderingen voortgebracht dat dikwijls wreed was tegenover de belastingbetalers, dat wijd en zijd als oneerlijk werd beschouwd, en schadelijk was voor investering en de economie.

Door Augustus' verovering van Egypte en de omvorming ervan tot zijn persoonlijke provincia Alexandria et Aegyptus konden de enorme landrentes van dit land worden aangewend voor de werking van het rijk. Daar het als het ware als het privébezit van Augustus werd beschouwd in plaats van een provincia van het rijk, werd het deel van het zogenaamde patrimonium Augusti dat diens opvolgers zouden erven. In plaats van een legatus Augusti pro praetore of een proconsul stelde Augustus iemand uit de stand van de equites aan als praefectus Alexandreae et Aegypti om Egypte te beheren en haar lucratieve zeehavens te controleren. Deze positie werd dan ook het hoogste ambt voor een eques, buiten dat van praefectus praetorio, en werd enkel toegekend aan personen waarop de princeps volledig kon vertrouwen. Het zeer vruchtbare land van Egypte bracht enorme opbrengsten voort die Augustus en zijn opvolgers ter beschikking stonden om publieke bouwwerken en militaire expedities mee te bekostigen, alsook om het volk panem et circenses (“brood en spelen”) aan te bieden.

Morele politiek

Hoewel hijzelf in de jaren van zijn opkomst niet echt een voorbeeld van oud-Romeinse deugd was geweest - de gedwongen scheiding van de zwangere Livia van haar eerste echtgenoot is hiervan een voorbeeld - zag hij nu in het aanhalen van traditionele waarden een middel de morele verwarring als gevolg van de burgeroorlogen te helen.

De waardigheid en autoriteit van de princeps vereisten natuurlijk, dat Augustus en zijn familie het goede voorbeeld gaven. Dit leidde uiteindelijk tot onenigheid met zijn dochter Iulia, die zich niet aan de nieuwe moraal van haar vader wenste te onderwerpen. In 2 v.Chr. liet Augustus haar daarom zelf voor de senaat voor echtbreuk aanklagen en naar het kleine eiland Pandateria verbannen. Negen jaar later, in 8 n.Chr., overkwam de dichter Publius Ovidius Naso, de schrijver van de Ars Amatoria („Liefdeskunst“), hetzelfde lot: hij werd naar Tomis aan de Zwarte Zee verbannen.

Het propagandistische beeld van de princeps als trouw zorgende oud-Romeinse patronus, die over het welzijn van de zijnen waakt, vond zijn zichtbare uitdrukking in een omvangrijk bouwprogramma in Rome (publica magnificentia). Daartoe behoorden utiliteitsgebouwen zoals aquaducten en een reusachtige zonnewijzer, maar het waren vooral representatiegebouwen zoals het Forum Augusti, het theatrum Marcelli en talrijke tempels (o.a. de tempel van Mars Ultor), die tot doel hadden, de Romeinen de macht en autoriteit van Augustus voor ogen te houden. De princeps spreekt in zijn Res Gestae van 82 tempels, die hij in een jaar zou hebben laten restaureren, en Vergilius vermeldt in zijn Aeneis dat Augustus alles tezamen 300 tempels zou hebben laten bouwen.

In 18 v.Chr. zou Augustus met de lex Iulia de maritandis ordinibus et de adulteriis coercendis mannen tussen 25 en 60 en vrouwen tussen 20 en 50 verplichten te huwen en kinderen te verwekken, zij het met weinig succes. Om het geboortecijfer terug naar omhoog te krijgen stelde Augustus ook wetten in die het interessant maakten om kinderen te krijgen. Zo kreeg een gehuwd man voorrang bij de verdeling van ambten, kinderen werden in rekening gebracht bij het toewijzen van "senatoriale" provinciae en per kind mocht hij één jaar aftrekken van de vooropgestelde minimumleeftijd voor ambten. Tot slot was het hebben van kinderen ook een pluspunt om gecoöpteerd te worden voor een door de dood van de houder ervan vacant geworden ambt. In 9 n.Chr. liet hij door de lex Papia Poppaea echter wel een huwelijk met vrijgelatenen toe, zij het niet voor mensen van senatoriale rang.

De opvolgingskwestie

Hoewel Augustus in bijna alle bronnen over zijn leven als goed uitziend man wordt afgeschilderd, had hij sinds zijn kinderjaren een zwakke gezondheid. Hij overleefde ternauwernood verscheidene ernstige ziekten, o.a. in het jaar 23 v.Chr., en het viel dan ook niet te voorzien dat hij de voor die tijd zeer hoge leeftijd van bijna 76 jaar zou bereiken. Voor zijn streven om de nieuw geschapen machtsorde duurzaamheid te verlenen, was de opvolgingskwestie van ongelooflijk belang. Terwijl zijn vrouw Livia een van haar zonen van Tiberius Claudius Nero op de troon wilde zien, zette Augustus het plan door de opvolging in de eigen, Julische familie te verzekeren. Daar hij geen zonen had, dwong hij zijn dochter Iulia (Julia) meerdere opvolgingskandidaten na elkander te huwen.

Iulia's eerste huwelijk vond plaats in het jaar 25 v.Chr. met Marcellus, de zoon van Augustus' zus Octavia en haar eerste man. De voorkeursbehandeling van zijn neef kon occasionele spanningen doen vermoeden tussen Augustus en zijn trouwe vriend en generaal Agrippa, die zelf enige hoop kon koesteren op de opvolging. Maar Marcellus stierf, amper 20 jaar oud, aan het eind van 23 v.Chr. en Agrippa gold nu als meest veelbelovende opvolgingskandidaat. Augustus drong er bij zijn oude vriend in 21 v.Chr. op aan, zich van zijn toenmalige vrouw te scheiden en de 25 jaar jongere Iulia te huwen. Uit dit huwelijk kwamen twee dochters en drie zonen voort, Gaius Vipsanius Agrippa, Lucius Vipsanius Caesar en de na de dood van zijn vader geboren Agrippa Postumus. Ten laatste vanaf Agrippa's dood in 12 v.Chr. trachtte Augustus zijn twee oudste kleinzonen als zijn gewenste opvolgers naar voren te schuiven. Daarom had hij ze reeds toen Agrippa nog leefde als zijn zonen geadopteerd.

Augustus' twee kleinzonen waren in 12 v.Chr. echter nog te jong om hem op te volgen in het geval hij plots zou overlijden. Totdat zijn beoogde opvolgers oud genoeg waren en aan het Romeinse volk konden worden voorgesteld, moest de princeps een plaatsvervangend opvolger hebben. Deze zou Augustus bij zijn regeringstaken kunnen ondersteunen en - indien nodig - hem opvolgen. Deze rol, die eens door Agrippa was vervuld, zou nu aan Tiberius toevallen. Augustus dwong hem van zijn vrouw Vipsania, een dochter van Agrippa, te laten scheiden, zodat hij met Augustus' dochter Iulia kon trouwen. Tiberius was echter nooit Augustus' eerste keus als opvolger. Hij maakte duidelijk dat Tiberius slechts een „plaatsvervanger“ voor zijn kleinzoons was en slechts voor een overgangsperiode als opvolger dienst zou doen. Dit leidde tot onenigheid tussen Augustus en Tiberius, wiens gedwongen huwelijk met Iulia al snel op de klippen liep. Hij legde daarom in 5 v.Chr. alle ambten neer en trok zich terug op Rhodos. Het kwam pas tot een verzoening nadat Lucius en Gaius Caesar kort na elkaar, in 2 en 4 n.Chr., waren gestorven en Iulia wegens haar levenswandel uit Rome was verbannen. Daar Tiberius' broer Drusus reeds in 9 v.Chr. bij een krijgstocht in Germania was omgekomen, bleef slechts Tiberius als opvolger over. Augustus adopteerde Tiberius op 26 juni van het jaar 4 n.Chr., twee dagen na het populistische festival van Fors Fortuna, samen met zijn laatste nog levende kleinzoon Agrippa Postumus. Maar deze laatste liet hij drie jaar later op niet geheel duidelijke gronden naar het eiland Planasia bij Elba verbannen, waar hij direct na Augustus' dood werd geëxecuteerd. Tiberius moest voor zijn eigen adoptie de oudste zoon van zijn overleden broer Drusus adopteren: Germanicus. Deze achterneef van Augustus behoorde als kleinzoon van Octavia zowel tot de gens Iulia als de gens Claudia. Daar Tiberius reeds een zoon, Drusus minor had, werd er door de adoptie van Germanicus ervoor gezorgd dat ook de tweede generatie werd veilig gesteld. Na deze adopties liet Augustus zijn adoptiefzoon Tiberius in 4 n.Chr. de tribunicia potestas toekennen. In 13 n.Chr. liet Augustus hem ook het imperium proconsulare maius toekennen, waarmee hij Tiberius ondubbelzinnig aanwees als enig mogelijke opvolger.

Dood en begrafenis

In de zomer van het volgende jaar ondernam de princeps een reis, die hem over Capri naar Beneventum zou voeren. Hij leed echter al op Capri aan diarree, maar reisde nog verder door naar het vasteland bij Napels en liet zich naar Nola brengen. Daar werd hij vermoedelijk in hetzelfde huis ondergebracht waar 71 jaar tevoren zijn vader Gaius Octavius was gestorven. In dat huis overleed Augustus in het bijzijn van zijn echtgenote Livia en een aantal toegesnelde hoogwaardigheidbekleders op 19 augustus 14 n.Chr., op dezelfde dag als waarop hij 50 jaar daarvoor zijn eerste consulaat had aanvaard. Volgens Suetonius ging Augustus, die in zijn leven zovele maskers had gedragen, heen met een formule op de lippen, die komedianten aan het einde van een stuk plachten te zeggen: „en als het u goed is bevallen, klap dan voor het stuk en doe ons allen uitgeleide met applaus.“ Hij zou vervolgens nog geïnformeerd hebben hoe het gesteld was met Iulia, het dochtertje van Drusus minor, dat ziek was. En zijn laatste woorden zouden volgens diezelfde auteur de volgende geweest zijn: „Livia, leef voort indachtig ons huwelijk. Vaarwel.“ (idem)

Augustus' lichaam werd op het Campus Martius in Rome verbrand en zijn as werd bijgezet in het prachtige mausoleum van Augustus, dat hij daar voor zichzelf en zijn familie had laten optrekken. Nadat een zekere Numerius Atticus, die praetor was geweest, onder ede had verklaard dat hij Augustus ten hemel had zien opstijgen, werd Augustus vergoddelijkt (divus). Aan de cultus van de Divus Augustus (Vergoddelijkte Augustus) werd een tempel tussen het Capitool en de Palatijn gewijd. De cultus viel toe aan een collegium van 21 priesters, de Augustales, waarin uitsluitend de voornaamste leden van de senaat en de domus Augusta werden opgenomen. Ook zijn echtgenote, die hij bij testament had laten adopteren, zou zijn cultus verzorgen.


Tiberius Claudius Nero:

Hij was de tweede princeps van Rome, als opvolger van Imperator Caesar Augustus. Ondanks zijn schitterende (militaire) carrière voordat hij princeps werd, zou hij de geschiedenis ingaan als een somber en wantrouwig heerser. Hij werd daarom ook wel tristissimus hominum (de triestigste aller mensen) genoemd.

 

Tiberius' eerste ballingschap

In 6 v.Chr. trok Tiberius zich terug op het eiland Rhodos, mogelijk omwille van de losbandige levenswandel van zijn echtgenote en om conflicten met Gaius Iulius Caesar Vipsanianus en Lucius Iulius Caesar Vipsanianus, Augustus' erfgenamen, te vermijden. Zijn zoon liet hij achter in Rome. Hier vond hij rust en vrede, waar hij zich bezighield met retorische en filosofischestudies.

 

Begin van Tiberius' regering

Toen Augustus op 19 augustus 14n.Chr. in Nola kwam te sterven, werd Tiberius teruggeroepen, die nog maar pas samen met hem de census had afgesloten met een lustrum en onderweg was naar Illyria. Hij was de gedoodverfde opvolger van Augustus en Rome wachtte in spanning af wat Tiberius zou doen.

Het is moeilijk te bepalen wanneer Tiberius' regering nu precies begon. Het wordt echter algemeen aanvaard dat 17 september 14 n.Chr. hierbij een kritiek moment was. Tijdens de senaatszitting van 17 september werd de consecratio (vergoddelijking) van Augustus goedgekeurd en het testament van Augustus voorgelezen. Tiberius erfde twee derde van Augustus' immense fortuin, legaten voor het volk en de legioenen niet meegerekend. De senaat wilde Tiberius' positie bespreken, maar Tiberius aarzelde. Het feit dat de legioenen in Germania en Pannonia toen ze het overlijden van Augustus vernamen in opstand kwamen, heeft hier mogelijk een rol in gespeeld. Desalniettemin had Tiberius, tegen de tijd dat Germanicus en Drusus de muiterij onder de legioenen in Germania en Pannonia hadden onderdrukt, de touwtjes van het Imperium Romanum stevig in handen.

De eerste jaren van zijn regering waren voorspoedig, maar door zijn strenge en rechtlijnige politiek kwam hij in conflict met de senatoren, die hij veelal gebrek aan initiatief en vleierij toedichtte. De oppositie hield Tiberius in zijn eerste jaren nauwlettend in het oog.

Het einde van Tiberius regering

Tiberius, die door het verraad van zijn vriend Seianus zwaar getroffen was, liet nu geen enkele gelegenheid ongebruikt om tegenstanders uit te schakelen. Hij klaagde hen aan hoewel vaak ook Macro op zijn eentje handelde voor majesteitsschennis. Daar de omschrijving van deze misdaad zeer onduidelijk was, kon een interpretatie zeer ver gaan. Tiberius weigerde intussen een opvolger aan te duiden, want hij was er vast van overtuigd dat deze dan niet lang meer te leven had.

 

Tiberius Dood

Tiberius stierf op 16 maar 37 te Misenum. Volgens een gerucht werd hij op zijn ziekbed door Macro, de commandant van de keizerlijke lijfwacht, vermoord met behulp van een kussen, zodat hij snel kon worden opgevolgd door Caligula. Andere bronnen menen dat het evengoed mogelijk is dat Tiberius aan een natuurlijke dood stierf 

 

Romulus Augustulus:

Flavius Romulus (ca. 465 – na 507?), bekend als Romulus Augustus of Romulus Augustulus, wordt beschouwd als de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk. Hij was nog een kind toen zijn vader, de legerleider en lid van de senatorenstand Flavius Orestes, hem op 30 oktober 475 door het leger tot keizer liet uitroepen. Vanwege zijn jonge leeftijd kreeg hij de bijnaam Augustulus, een verkleinvorm van Augustus ('verhevene') die zoiets als keizertje betekent.

Romulus was veel te jong en onervaren om zijn rijk zelf te regeren. Hij was in feite een marionet waarvan zijn vader de touwtjes in handen had. Iulius Nepos, de vorige keizer die vlak voor Augustulus' kroning naar Dalmatië was verjaagd oefende vanuit zijn verbanningsoord nog steeds veel invloed uit en was in feite machtiger dan Orestes en Romulus.

De crisis die tot het einde van het West-Romeinse Rijk zou leiden was al tientallen jaren eerder begonnen. Het begin van de grote volksverhuizing rond 375 zorgde ervoor dat Germaanse volkeren voor de binnenvallende Hunnen vluchtten en zo in Romeins gebied terechtkwamen. Ze stichtten daar al snel eigen rijken. De Hunnen vielen ook het Romeinse Rijk zelf aan en om deze overmacht te kunnen trotseren waren de Romeinen gedwongen Germanen in het leger op te nemen. De Germanen waren vaak betere krijgers dan hun Romeinse "gastheren" en deze werden dus van hen afhankelijk. De grotere machtspositie die de Germanen hierdoor kregen leidde er uiteindelijk toe dat een groep Germanen onder leiding van Odoaker tegen Orestes' regering rebelleerden. Nadat hij zijn vader Flavius Orestes vermoord had, zette Odoaker op 23 augustus 476 Romulus Augustulus af en verbande hem uit Rome. Sommige bronnen beweerden dat hij Augustulus spaarde vanwege diens jeugdige schoonheid. Het is mogelijk dat de ex-keizer in 508 of 510 nog in leven was.

Nalatenschap

Over Romulus August(ul)us wordt vaak met sarcasme gezegd dat "Rome begon en eindigde met een Romulus", en meer precies dat "het Romeinse keizerschap begon en eindigde met een Augustus". Odoaker liet zich door zijn volgelingen tot koning van Italië kronen en erkende zowel de Oost-Romeinse keizer Zeno als Iulius Nepos als keizers. In 480 werd Nepos vermoord en uiteindelijk hadden de "barbaren" (zoals de Germanen vaak in Latijnse bronnen worden genoemd) alle macht in Italië. Ook Odoakers latere Ostrogotische en Longobardische opvolgers hadden geen behoefte om de Romeinse keizerstitel te voeren en noemden meestal slechts Rex Italiæ ("koning van Italië").

Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk overleefde de crisis en zou pas duizend jaar later in 1453 aan zijn einde komen.

Meer lezen over: "Rome begon met een Romulus" zie hier:

www.verhalenalmanak.nl/verhaal/romulus-en-remus/

 

Uiteindelijke conclusie

Het keizerschap kwam met Julius Caesar, waarna Augustus tot eerste keizer van het Romeinse Rijk werd gekroond. Om zo te zeggen begon het keizerrijk met een Augustus en eindigde het ook met een Augustus, Romulus Augustulus. De Germanen wisten in de tijd van Romulus het keizerrijk binnen te dringen toen ze vluchtten voor de Hunnen. Toen de Hunnen tegen het rijk in de aanval gingen, was Romulus genoodzaakt Germanen in het leger toe te laten, deze waren ook veel betere krijgers dan de Romeinen. Deze grotere machtspositie die de Germanen hierdoor kregen leidde er uiteindelijk toe dat een groep Germanen begon te rebelleren en een staatsgreep pleegde.